In deze weblog schrijf ik over ervaringen uit de dagelijkse praktijk, waarmee u een kijkje in de keuken krijgt van de advocatuur. Daarbij heb ik een selectie gemaakt van praktische juridische zaken en/of actuele juridische ontwikkelingen die voor u interessant kunnen zijn.

Aarzelt u echter niet via e-mail of anderszins contact met mij op te nemen indien u vragen heeft.


E: molendijk@tilburgmolendijk.nl

I: http://www.tilburgmolendijk.nl

T: 0181 - 61 82 93

donderdag 11 maart 2010

Vaststellingsovereenkomst (artikel 7:900 en verder BW)

Zeker in deze tijd worden nogal wat arbeidsovereenkomsten in onderling overleg beëindigd, waarbij de voorwaarden omtrent de beëindiging worden opgenomen in een “vaststellingsovereenkomst”.

De vaststellingsovereenkomst is geregeld in de artikelen 7:900 en verder van het Burgerlijk Wetboek.  In artikel 7:900 BW wordt bepaald:

“Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken”.


Een arbeidsrechtelijke zaak die ik onlangs te behandelen kreeg betrof zo’n vaststellingsovereenkomst.

Cliënt en zijn werkgever hadden een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Opgenomen was onder meer dat cliënt een beëindigingvergoeding zou ontvangen. Op de eindafrekening stonden echter allerlei inhoudingen die de werkgever in mindering liet strekken op de afgesproken beëindigingvergoeding, en waarover niets in de vaststellingsovereenkomst was opgenomen.
Volgens de werkgever mocht hij dit doen omdat er bij de bepaling van de hoogte van de beëindigingvergoeding geen rekening mee was gehouden, terwijl cliënt deze bedragen wel verschuldigd was. Volgens cliënt kwam de werkgever zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst echter niet naar behoren na.

In der minne kon geen oplossing worden bereikt. De werkgever wilde van geen wijken weten, zodat een gerechtelijke procedure noodzakelijk was. Als belangrijkste argument werd aangevoerd:

“Dat partijen met de vaststellingsovereenkomst hebben vastgesteld wat voor hen rechtens geldt, waarbij zij over en weer het risico hebben genomen dat later blijkt dat zij op meer recht hadden, of tot minder gehouden waren. De inhoudingen zoals vermeld op de afrekening zijn derhalve onrechtmatig.”

De rechter liet er ter zitting geen misverstand over bestaan dat de werkgever onjuist had gehandeld. Alleen verschuldigde en redelijke bedragen die niet bekend konden zijn mochten in mindering strekken op de beëindigingsovereenkomst. Partijen hebben de zaak ter zitting geschikt, waarbij cliënt alsnog kreeg waar hij recht op had inclusief een vergoeding van de advocaatkosten en proceskosten.


mr. E.N.J. Molendijk

Geen opmerkingen:

Een reactie posten